Mijn vader en moeder woonden in de Havenstraat 22 te Den Bosch, waar ook een zuster van mij woonde. Deze laatste stierf vrij plotseling op 15 november 1944. Bij de groote aanval op Den Bosch, welke door granaten plaats vond, werd van hun huis niets anders beschadigd, dan de ruiten. Op 26 october zijn mijn ouders moeten vluchten uit hun huis, daar dit door granaten zeer zwaar beschadigd was en daarna een brand uitbrak, waarschijnlijk ontstaan door phosphor-patronen. Zij zijn toen gevlucht naar den kelder in het gebouw van de Kamer van Koophandel (toen gevestigd Havensingel - Havenstraat). Vanuit de binnenplaats aldaar heeft een mof toen met zijn geweer of i.d. in het keldergat geschoten, tengevolge waarvan mijn vader in de borst geraakt werd. Hij heeft daarna tot bijna middernacht moeten wachten op vervoer en is daarna overgebracht naar de pastoriekelder van de Leonarduskerk. Op 27 october n.m. ongeveer half vijf is hij naar het Groot Ziekengasthuis vervoerd kunnen worden en is daar uiteindelijk geopereerd. Hier bleek, dat de kogel tot in het buikvlies was doorgedrongen en tengevolg van de doorgestane pijnen en bloedverlies en vanzelf daarop volgende hartzwakte is mijn vader op 28 october d.a.v. overleden. Hij is daarna met nog enkele overledenen op 31 october overgebracht naar Orthen en hebben wij hem daar op laten graven en op de plaatst laten begraven, die wij in deze registratie hebben opgegeven. |
René Kok, 'Wegens bijzondere omstandigheden...' : 's-Hertogenbosch in bezettingstijd 1940-1944 (2008) 388-389